Jaarrekening

Waarderingsgrondslagen

Algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De jaarrekening is opgesteld met in overeenstemming met de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, waarin door de gemeenteraad op d.d. 5 juli 2016 de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie zijn vastgesteld.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

De waardering van de activa en passiva alsmede de bepaling van het resultaat vinden in principe plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar hebben geleid. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baten genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.
Met betrekking tot de verwerking van de algemene uitkering heeft de commissie BBV een stellige uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling, die doorgaans is opgenomen in de september circulaire van het boekjaar.
Een aanvrager van een voorziening, zoals hulp in de huishouding, ondersteuning of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de Wmo een eigen bijdrage verschuldigd. Het CAK is het publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dat door de wetgever is belast met de berekening, oplegging en incasso van de eigen bijdrage. Het CAK verstrekt aan de gemeenten een totaaloverzicht van de geïncasseerde eigen bijdragen waarna maandelijks afstorting aan de gemeenten plaatsvindt.
Met betrekking tot de eigen bijdragen die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt geldt op basis van de Kadernota rechtmatigheid 2018 van de commissie BBV het volgende. Gemeenten kunnen op deze overzichten van het CAK wel de aantallen personen en omvang van de zorgverlening in totaal beoordelen met de eigen Wmo-administratie. Probleempunt is dat gemeenten niet beschikken over de inkomensgegevens van de personen om de eigen bijdrage op persoonsniveau te kunnen berekenen. Hierdoor is het voor gemeenten niet mogelijk de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen.
Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is en derhalve niet valt onder de reikwijdte van de rechtmatigheidscontrole door de accountant van de gemeente. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kan worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht.
Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan overlopende verlofaanspraken.
Voor arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Indien sprake is van (eenmalige) schokeffecten dient wel een verplichting opgenomen te worden.

BALANS
Vaste activa
Activa die bedoeld zijn om de uitoefening van de werkzaamheid van de gemeente duurzaam te dienen.
Immateriële vaste activa
Algemeen
Alle immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen en de waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Afschrijving vindt bij kosten van geldleningen plaats binnen de looptijd van de lening. Eventuele bijdragen van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (artikel 62 lid 2  BBV).
Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Dergelijke geactiveerde bijdragen zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. De verleende bijdragen worden afgeschreven in de periode waarin het betrokken actief van de derde op basis van de door de gemeente gestelde voorwaarden moet bijdragen aan de publieke taak.
Materiële vaste activa
Algemeen
Activa worden gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Investeringen met economisch nut
Deze materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht. Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven.
Investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.
Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven geldt dat vanuit de spaarcomponent van heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven. De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur óf technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen.
Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut worden geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. De verplichting om alle investeringen te activeren volgens de nieuwe methode geldt alleen voor investeringen die vanaf het begrotingsjaar 2017 worden gedaan.
Ten aanzien van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geldt tot en met 2016 dat eventuele bijdragen uit de reserves in mindering zijn gebracht op deze investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in de bijlage bij de financiële verordening, zoals laatstelijk vastgesteld door de gemeenteraad in haar vergadering d.d. 5 juli 2016. De afschrijvingen worden lineair berekend startend op 1 januari van het jaar volgend op het jaar van ingebruikname. De tabel met afschrijvingstermijnen is hieronder weergegeven. Volledigheidshalve merken wij op dat investeringen voor 1 juli 2016 de afschrijvingstermijnen gelden zoals die van toepassing waren op de jaarstukken 2015. Voor nieuwe investeringen vanaf 1 juli 2016 geldt de onderstaande tabel:

Categorie

Afschrijvingsduur

Immateriële vaste activa

Saldo van agio en disagio

5 jaar

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

5 jaar

Bijdrage aan activa in eigendom van derden

10-15 jaar

Kosten van geldleningen (deze worden direct t.l.v. de exploitatie gebracht)

Materiële vaste activa

Automatisering:

Netwerkbekabeling glas

10 jaar

Thin-cliënts

6 jaar

Server software en licenties

3 á 5 jaar

Werkplekken

2 á 5 jaar

Data center voorzieningen

3 á 6 jaar

Inventaris:

Meubilair

10 jaar

Overige voorzieningen

5 á 15 jaar

Vervoermiddelen:

Dienstauto's

5 jaar

Gebouwen:

Scholen

40 jaar

Sporthallen/ gymzalen

40 jaar

Theatervoorzieningen en overige gebouwen

25 á 50 jaar

Kleed- en wasaccomodotaties

25 jaar

Diverse noodlokalen

15 jaar

Terreinen:

Sportterreinen

40 jaar

Speelterreinen

30 jaar

Kunstgrasvelden

10 jaar

Infrastructuur:

Reconstructies en groot onderhoud wegen

25 á 40 jaar

Kademuren/ bruggen

50 jaar

Beschoeiingen

40 jaar

Houten bruggen

25 jaar

Verkeersregelinstallaties

15 jaar

Openbare verlichting masten

48 jaar

Openbare verlichting armaturen

24 jaar

Openbare verlichting kabels

60 jaar

Openbare verlichting schakelkasten

30 jaar

Activa economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.

Rioleringsinvesteringen

40 jaar

Afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

Duurzame waardevermindering van vaste activa
Afwaardering van vastgoed met bedrijfseconomisch nut vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van vastgoed met maatschappelijk nut vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.

Buiten gebruik gestelde vaste activa
Indien een vast actief buiten gebruik is gesteld, heeft op het moment van buitengebruikstelling een afwaardering van de boekwaarde plaatsgevonden naar de lagere restwaarde.

Erfpacht
In erfpacht uitgegeven gronden worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, waarbij de uitgifteprijs van eerste uitgifte geldt als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen en leningen aan deelnemingen zijn tenzij anders is vermeld opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de jaarlijkse aflossingen, en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen). Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats. Tot dusver is een dergelijke afwaardering niet noodzakelijk gebleken. De actuele waarde ligt ruim boven de verkrijgingsprijs.
Van een deelneming is krachtens artikel 1 lid d BBV sprake als de gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een NV of een BV.

Vlottende activa
Vlottende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht.

Voorraden
Onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie
De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs dan wel lagere marktwaarde. Een voorziening wordt gevormd indien de contante waarde (van de gemaakte kosten en opbrengsten en de geraamde kosten en opbrengsten) van het project negatief is.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening), welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs wordt daarnaast de werkelijk over vreemd vermogen betaalde rente over het boekjaar toegerekend over de boekwaarde van de grondexploitatie per 1 januari.
Het startpunt van een grondexploitatie is het raadsbesluit met de vaststelling van het complex, inclusief de grondexploitatiebegroting. Vanaf dat moment wordt de grondexploitatie geopend en kunnen vervaardigingskosten worden geactiveerd.
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd kan tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen. Hiervoor moet het resultaat op de grondexploitatie wel op betrouwbare wijze kunnen worden ingeschat. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:

  1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat.
  2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht.
  3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

Overig onderhanden werk
Met ingang van dit jaar worden het saldo van het overig onderhanden werk naar nog te betalen of vooruitontvangen bedragen overgeheveld. Tot vorig jaar werd dit onder de voorraden verantwoord. In principe zijn dat geen voorraden.
Gereed product
Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Liquide middelen en overlopende posten
Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen.

Vaste passiva
Algemeen
De vaste passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Eigen vermogen
Onder het eigen vermogen zijn opgenomen de algemene reserves, de bestemmingsreserves en het gerealiseerd resultaat.
In 2021 is er een nieuwe reserve rioleringen gevormd. Dit is nader toegelicht onder het kopje Voorzieningen.
Voorzieningen
Onder de voorzieningen zijn opgenomen, de op het moment van opstellen van de jaarrekening voorzienbare verplichtingen, verliezen, risico’s en of door derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden. Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter tegen de contante waarde van de (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.
De onderhoudsegalisatie voorzieningen stoelen op een meerjarenraming van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke kapitaalgoederen, waarin rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die ter zake geformuleerd zijn. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen die is opgenomen in het jaarverslag is het beleid ter zake nader uiteengezet.
Het is niet langer toegestaan om bij onvoldoende financiële middelen een termijn van vier jaar te hanteren voor het vormen van de voorziening. De reden hiervoor is het effect op de financiële kengetallen. Er kan in geen van de voorkomende gevallen sprake zijn van een negatieve voorziening. Een onverwacht bij de jaarrekening gesignaleerde negatieve stand moet via een eenmalige last worden gedekt. Een tijdig bij de begroting gesignaleerde verwachte negatieve stand moet via aanpassing van de toekomstige stortingen worden gedekt.
In geval van achterstallig onderhoud, waarbij sprake is van kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties, wordt er op basis van artikel 44 lid 1a BBV een voorziening gevormd.
Riolering
Vanuit de bovenstaande posten reserves en voorzieningen is er een nieuwe waardering 2021 tot stand gekomen inzake rioleringen. Deze is vastgesteld in de nieuwe nota reserves en voorzieningen 2021.
In juli 2021 is er door de Raad een nieuw Gemeentelijk Riool Plan (GRP) 2021 vastgesteld. Hierin hebben we aangesloten op de in 2021 uitgekomen BBV notitie lokale heffingen. Dit betekent dat we, naast de bestaande voorziening middelen derden (op grond van art.44 lid 2 BBV) een aantal nieuwe voorzieningen en reserves hebben ingesteld:
- Reserve riolering
Overschotten op het product riolering veroorzaakt door efficiencyvoordelen en areaaluitbreidingen zullen worden toegevoegd aan deze bestemmingsreserve om de middelen beschikbaar te houden voor riolering.
- Voorziening onderhoud riolering (op grond van art.44 lid1c BBV)
Deze zal worden ingezet voor projecten uit het Gemeentelijk Riool Plan (GRP) die hun oorsprong nog vinden in het GRP 2012-2021. Hiertoe wordt een bedrag uit de bestaande voorziening middelen derden naar deze voorziening overgeheveld.
- Voorziening toekomstige vervangingsinvesteringen (op grond van art.44 lid 1d BBV)
Vanaf 2022 gaan we in het tarief van de rioolheffing werken met een spaarcomponent. Deze zal in deze voorziening worden gestort en jaarlijks worden gebruik ter dekking van de rioolinvesteringen.
Vaste schulden, met een rentetypische looptijd langer dan één jaar
De vaste schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde (hoofdsom) verminderd met het totaal van de gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

Leaseverplichting
De waardering van de verplichting uit hoofde van financial leasing van het stadhuiscomplex vindt plaats tegen de nominale waarde van de contractuele verschuldigde leasetermijnen.

Vlottende passiva
Netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De netto-vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan één jaar zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende passiva
De overlopende passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Borg - en Garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten telling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. Overigens is in de toelichting op de balans nadere informatie opgenomen.

Deze pagina is gebouwd op 06/21/2022 11:21:45 met de export van 06/21/2022 09:09:50